KERK VAN ZUURDIJK
Het kerkje van Zuurdijk is uniek want je kan er de geschiedenis ‘lezen’. Het stamt uit het 1e kwart van de 13e eeuw. Dit is te zien in de noordmuur met restanten van de gewelven, in het midden één romaans raam, en links, onder de orgeltribune, de vrouweningang. In de oostmuur, aan de kant van de preekstoel, dus, is achter die preekstoel nog een romaans venster zichtbaar, de middelste van de drie welke de Heilige Drie-eenheid van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest symboliseerden. Ook is daar, achter de rechter herenbank, nog een piscina te zien. Die ramen waren erg smal dus was de kerk heel donker en scheen het meeste licht vanuit het oosten op het altaar. Op de hoek van de oost- en de zuidmuur is te zien hoe een gewelf vanuit de muur werd opgebouwd. De gewelven zelf zijn afgebroken omdat de muren ze niet konden dragen en uit gingen wijken en het gewicht ervan de muren uit elkaar drukte. Toen werden ze vervangen door trekbalken die een zoldering dragen. In de zuidmuur zijn in de 17e eeuw drie gotische ramen ingemetseld, want de kerkgangers hadden meer licht nodig om de bijbel en de psalmen te kunnen (mee)lezen. Immers na de reformatie werd dat een belangrijk onderdeel van de eredienst. In de 19e eeuw wilde men nog meer licht in de kerk. In de oostmuur zijn toen nog twee ‘gotische’ ramen zijn ingehakt, maar veel slordiger met behulp van scherven van dakpannen en ander sloopmateriaal. Na afwerking leken deze twee op de drie in de zuidmuur. De kerk heeft een compleet maar zeer sober 19e eeuws interieur. Daaraan is niet te zien dat Zuurdijk in de eerste helft van de 19e eeuw zo ongeveer het rijkste dorp van Nederland was, het kan nauwelijks soberder. Wel ligt er een mooie zerkenvloer van telgen van bekende Zuurdijkster boerengeslachten. Zo zie je daar de graven van de familie van Kammen, met drie kammen in hun familiewapen, maar ook ‘Dinemui’, Everdina Oudeman, landelijk bekend geworden van het bezoek dat Jacob van Lennep en Dirk van Hogendorp haar tijdens hun rondreis door Nederland brachten. De eerste grafsteen dateert uit 1670 en de laatste, van Everdina Oudeman, uit 1834.
Toren
De huidige toren stamt uit 1798 en is in 1908 aan de west- en zuidzijde met harde machinale steen beklampt. Het oorspronkelijke zadeldak van de toren is in 1831 vervangen door een piramidale spits. De torenklok die de naam Maria draagt stamt uit 1482 en is gegoten door een man genaamd Herman. Deze klok heeft randversieringen van Jezus, Maria en de apostelen, en een randschrift in gotische letters: ‘HER HINDRICK KERKHER. YWE TO EWER. BAUKE TO EWER. HARMA MEYNERSSOEN KERCKVOGHEDEN WEREN. HERMAN MI GOET. ANNO DNI MCCCCLXXXII. MARIA BIN ICK GHEHETEN. KERSPEL TO SURDIKE LEITE MI GETE’. Ook staat er een afbeelding van Sint Kunibertus op. (Moeten we hem dan maar benoemen tot de patroonheilige van onze kerk?) In het portaal is goed te zien dat de oorspronkelijke toren ouder was. Bij de restauratie ontdekte men twee nissen (waarschijnlijk oude raamopeningen). Men heeft besloten deze in het zicht te laten. Ook ontdekte men dat de muren oorspronkelijk uit schoon metselwerk bestonden dat rood gesausd was. Opvallend is het restant van de oorspronkelijke ingang. De toren van de kerk wordt bekroond door de beeltenis die Zuurdijk nu als logo gebruikt, namelijk een vergulde windvaan die een zeemeerman voorstelt.
Buitenkant
De kerk is in 1879 aan de buitenkant gestuukt. Dit deed men om twee redenen. Ten eerste was er in Zoutkamp een cementfabriek gekomen. Het getuigde in die tijd van stand om mee te doen met de mode en dus de muren te pleisteren. Ten tweede had dit het voordeel dat de slechte muren aan het oog werden onttrokken en ‘opgeknapt’ werden. Tijdens de restauratie zijn de muren ontpleisterd. Waarna bleek dat de buitenzijde van de noordmuur voor het grootste deel met van afbraak afkomstige kloostersteen was opgetrokken. Het was onmogelijk om de muren ongepleisterd te laten. De stenen waren te broos en zijn dus opnieuw gepleisterd.
Kerkhof van Zuurdijk
Het kerkhof rond de kerk van Zuurdijk is misschien wel het mooiste van de stichting Oude Groninger Kerken. Op de westkant, de oostkant en vooral de zuidkant zijn heel veel rijke graven te zien. De bekende Zuurdijkster boerengeslachten zijn allemaal terug te vinden: de Torringa’s, de Zijlma’s, de Hekma’s, de familie Bos, de familie Loots en nog veel meer. Met prachtige symboliek op de stenen. Maar, de noordkant is vrijwel leeg. Eén grafsteen is er te vinden, van een schoolmeester. Verder niets. Het was de ‘koude’ kant, van het kerkhof, voor de boerenarbeiders, de armelui.
Toch is bij de ontstaansgeschiedenis van Zuurdijk de rol van de boerenarbeiders onmisbaar geweest. Maar op het kerkhof vinden we van deze groep mensen niets meer terug, want zij hadden geen geld voor en mooie steen. Van de houten grafpalen die sommigen nog gehad hebben, rest niets meer.
Nu krijgen we bij rondleidingen vaak de vraag: ‘waarom liggen hier geen mensen begraven?, als er een gedenksteen voor ‘armhoes Joapke’ wordt geplaatst is die vraag daarmee duidelijk beantwoord: ‘Ze liggen er wel, maar er was geen geld om dat zichtbaar te houden!’.
Na 1870 mocht er niet meer rond de kerk begraven worden. Toen werd de ‘nieuwe’ begraafplaats aangelegd, die prachtig aansluit op het oude kerkhof, aan de noordkant. Het werd ook verplicht een ‘baarhuisje’ of ‘lijkenhuisje’ te bouwen, want het was niet hygiënisch om een lijk op te baren in een klein arbeidershuis, waar geen aparte ruimte was om dat te doen. Daarom werd dat lijkhuisje in een schaduwrijke uithoek van de begraafplaats gezet, omringd door hoge bomen, zodat er zo min mogelijk zon op viel. Dat van Zuurdijk is een toonbeeld van eenvoud, anders gezegd, er was weinig geld voor over om een mooi huisje neer te zetten. Het stamt uit 1872 en zou wel eens het oudste nog bestaande huisje van de provincie Groningen kunnen zijn. Het is zonde dat het in zo’n vervallen staat verkeert. Er bestaan plannen in het dorp om het lijkenhuisje aan te pakken.
Het kerkhofhek langs het oude kerkhof, dat de gracht verving die in het verleden de grens tussen kerkhof en weg vormde, is van fraai ijzeren gietwerk, dat weer getuigt van de rijke boerencultuur van Zuurdijk.
Kortom, een hele geschiedenis van boerengeslachten is terug te lezen in de kerk, op het oude kerkhof en de ‘nieuwe’ begraafplaats.
Het orgel
Jarenlang liepen kenners er met een boogje omheen: orgels uit de vroege 20ste eeuw. ‘Producten’ noemden ze het, geen echte ‘muziekinstrumenten’, en dan nog wel ‘producten’ uit de ‘vervalperiode’ van de orgelgeschiedenis. Daarmee bedoelden de meesten dan de late 19de en vroege 20ste eeuw, maar er waren zelfs ‘kenners’ die vonden dat ook de muziek van Felix Mendelssohn – bekend van zijn beroemde Midzomernachtsdroom-muziek – al een nare vervalgeur uitwasemde. In feite was in hun ogen alleen de tijd van Bach en oudere componisten de moeite waard. Inmiddels is pijnlijk duidelijk dat dit soort standpunten vooral een helder licht werpen op deze kenners zelf; en helemaal niet op de muziek en de orgels waarop ze het gemunt hadden. Vandaag de dag is het probleemloos mogelijk van Bach én van Mendelssohn te houden, en zelfs van Mahler en Strawinsky. Om dezelfde reden kijkt ook niemand meer vreemd op wanneer je zowel enthousiast bent over het orgel van Leens, typisch een instrument uit de tijd van Bach, én over het orgel van Zuurdijk, dat bij de heel anders georiënteerde stijl van de voorlaatste eeuwwisseling hoort. Het is als met de klavecimbel en de piano: beide instrumenten vertegenwoordigen een eigen stijl, en het is anno nu onzin om te denken een voorkeur voor klavecimbel zou betekenen dat alle piano’s het raam uitmoeten.
Het orgel van Zuurdijk is dus ‘anders’. Het is gebouwd door de Orgelbouwfirma Rohlfing uit Osnabrück, in 1922. Waarom Nederlanders orgels in Duitsland kochten – want dat gebeurde destijds in veel meer plaatsen – had een eenvoudige reden: de mark was destijds zacht gezegd minder waard dan ooit, en dus waren dure ‘artikelen’ als orgels in Duitsland het goedkoopst verkrijgbaar. Het interessante is nu dat de Duitse orgelbouw van de 19de en vroege 20ste eeuw de basis was van de Nederlandse in diezelfde tijd. Omdat we achteraf kunnen constateren dat de Nederlandse ‘versie’ nooit zo overtuigend is geworden als het Duitse voorbeeld, kunnen we ooit in zakelijke zin goedkope instrumenten, zoals dat van Zuurdijk, nu herkennen als in artistieke zin hoogst waardevol. Daar komt wat het orgel van Zuurdijk betreft nog bij dat er nooit aan het orgel is gewerkt, en dat het dus nog compleet origineel is. Ooit is er een motor geplaatst, zodat er niet meer met de voet lucht in het orgel gepompt hoefde te worden, maar is dan ook de enige ‘ingreep’.
Er is nóg een reden om het orgel van Zuurdijk serieus te nemen: het is, voor een klein kerkje als dit, opvallend groot. Terwijl andere orgeltjes in dito kerkjes (denk aan Niekerk en Vierhuizen) ‘slechts’ drie registers hebben op de toonhoogte van de menselijke stem, heeft het orgel van Zuurdijk er vijf. Bovendien kan de organist het basregister in Zuurdijk, opnieuw anders dan in Niekerk en Vierhuizen, apart met de voeten bespelen. Ook dat levert extra muzikale mogelijkheden op. En in de derde plaats beschikt het orgel van Zuurdijk over een voorziening waarmee de organist met een druk op de knop, dus heel snel, van heel zacht naar zeer luid kan omschakelen, of naar iets daartussenin. Omgekeerd heeft het orgel van Zuurdijk ook wat minder mogelijkheden dan de instrumenten in Niekerk en Vierhuizen: zo heeft het maar twee hoge registers. Het is dus vooral geschikt om heel veel klankkleuren te mengen, als op een schilderspalet, op de toonhoogte van de menselijke stem, en niet zo geschikt om ook in het hogere bereik te kunnen variëren. Wat niet betekent dat het niet helder kan klinken: het orgel beschikt namelijk over een ‘oktaafkoppel’, een hulpmiddel waardoor de organist in feite over een soort ‘derde hand’ kan beschikken en zo als het ware extra toetsen in het hoge deel van het klavier kan aanslaan. Kortom: terwijl Niekerk en Vierhuizen orgeltjes hebben die nog met een been in de traditie staan, is het orgel van Zuurdijk op en top romantisch. Dat deze esthetiek zo lang als teken van verval is afgedaan, heeft er toe geleid dat de meeste orgels uit de vroege 20ste eeuw uit Nederland verdwenen zijn, of zodanig verbouwd dat hun originele stijl onherkenbaar is geworden. Er is dus alle reden om het orgel van Zuurdijk te koesteren, als een van de weinige voorbeelden van een Duits-romantisch dorpsorgel in onze provincie, die wél ruim voorzien is van alle soorten orgels tot ongeveer 1900, maar juist niet rijk bezaaid met orgels uit de jaren erna.
Voor de liefhebbers hier tot slot de dispositie. ‘Dispositie’ is een ander woord voor de lijst met registers; ‘register’ is een ander woord voor ‘klankkleur'; 8′ spreek je uit als ‘8 voet’ en geeft aan dat de toonhoogte van een register gelijk is aan die van menselijke stem (16′ klinkt lager, 4′ klinkt hoger). De organist kan alle registers naar believen combineren en zo het orgel steeds anders laten klinken. De dispositie van het orgel van Zuurdijk is:
Prestant 8′ | een stevige, nuchtere klankkleur |
Viola di Gamba 8′ | lijkt op de Prestant, maar klinkt zachter |
Zacht Gedekt 8′ | klinkt als een grote blokfluit |
Aeoline 8′ | lijkt op de Viola di Gamba, maar nog weer zachter, lieflijk zelfs |
Vox celeste 8′ | klinkt als de Aeoline, maar is expres iets anders gestemd, waardoor de orgelklank gaat ‘zweven’, vandaar de naam – vox celeste betekent ‘hemelse stem’ |
Oktaaf 4′ | klinkt als de Prestant, maar dan op een hogere toonhoogte |
Woudfluit 2′ | klinkt als een heldere, hoge fluit |
Tenslotte is er nog de Bourdon 16′ | het basregister (klinkt als de Gedekt, maar dan laag en zwaar). |
De organist kan de Bourdon naar keuze met het manuaal bespelen (het klavier voor de handen), of met het pedaal (het klavier voor de voeten). De verbinding tussen toetsen en pijpen is in Zuurdijk ‘pneumatisch'; dat wil zeggen dat er tussen toetsen en pijpen een luchtdruksysteem is aangelegd, en dat de ventielen onder de pijpen dus opengaan wanneer er in dit systeem luchtdrukveranderingen worden gecreëerd. Dat laatste doet de organist door toetsen aan te slaan. De lucht voor dit pneumatische systeem en de lucht voor de pijpen wordt geleverd door een grote balg achterin het orgel. Via een grote trede kan de ‘poester’, zoals hij in Gronings heet, het orgel van lucht voorzien (het orgeljargonwoord daarvoor is trouwens ‘wind’). Het orgel is anno 2009 onbespeelbaar. De balg is zo lek als een mandje en bovendien is de motor gedemonteerd. Ook heeft het hout van het orgel te leiden gehad onder vochtigheid, waardoor het op heel veel plaatsen, net als de balg, zelf ook lek is. Een restauratie is daarom hoog nodig, willen we dit boeiende en zeldzame dorsporgeltje behouden.
Hans Fidom, 20 maart 2009
Gebruik en Bezichtiging
De kerk wordt gebruikt voor tentoonstellingen, concerten, burgerlijke- en kerkelijke huwelijken en begrafenissen.
Informatie of reservering:
Annette Broekhuizen, 0595 – 571913
De kerk is met goed weer altijd open. Mocht de kerk dicht zijn dan kan u de sleutel ophalen bij:
Sleutel-adres:
Remon Franssen / Hoofdweg 52 Zuurdijk /06 41988811 /bgg 06 24302855
zie ook zuurdiek.nl